Scroll Top

Nachtdiensten. Tussen verward en vertrouwen. EN een kat gered!

Trigger warning en disclaimer: In deze blog schrijf ik onder andere over twee meldingen waarbij ik als politieagent ter plaatse was. Het gaat over zelfmoord gedachten, een zelfmoordpoging en ook (een kritische noot naar de) psychische hulpverlening (niet naar de medewerkers maar het huidige systeem). Ik schrijf uit eigen gevoel en ervaring maar uiteraard niet de intentie hier iemand mee te kwetsen. Mocht je bovenstaande onderwerpen moeilijk vinden in verband met eventuele triggers: Sla deze blog dan asjeblieft over. Ook iets niet lezen is zorgen voor jezelf. Liefs, Lieke

De horeca is (net weer) gesloten. De stad is (weer) veranderd in een spookstad. Vooral de binnenstad, want de drukte waar we zo van houden, is veranderd in stilte. In de nachtdienst dan he. (Verder is het best flink druk als je het mij vraagt)

“Hoe komen we de nacht door”. Er wordt gegaapt. Nu al. Het is nog maar amper 00.00uur. “Nou jongens over 5 uur wordt de ochtenddienst al wel wakker hoor” grapt de chef van dienst. We moeten er met zijn alle om lachen. Wel een beetje boer-met-kiespijn-stijl. Het is nu al zo stil… Dat gaat een laaaaange nacht worden!
De ene collega die de ander probeert te motiveren: “Zullen we nog een rondje in de stilte doen?” “Ja ik kom eraan maar ik neem wel een bak koffie mee de auto in!”
“Iemand roept de snelcode van zijn favoriete koffie over de afdeling: “Ja lekker doe mij er ook nog maar een!”
”Drie espresso in een uur, ik lig op tempo!”  

Het geluid van het opentrekken van een blikje. Suikers, cafeïne.. Alles wordt uit de kast getrokken om de nacht door te komen als er geen adrenaline is.  En normaal zijn we gewend dat er vooral in de weekend nachtdiensten altijd juist heel veel te doen is. Helemaal stil is het letterlijk nooit.

Er vallen twee dingen op nu:
De bijna oorverdovende stilte van de nacht en dat wat er nog wel rondloopt in ons gebiedje:

Een handjevol toeristen. Voornamelijk van het kaliber ‘ruikt niet zo fris, slaapt in de auto, is vervolgens verbaasd als die is weggesleept, want “Oh we did not know that it was paid parking”  .. Of ze zijn Frans en vertikken elk woord Engels en blijven in het Frans tegen je lullen..
Bloedirritant als je het mij vraagt. Ik heb ook wel eens uit pure irritatie met een heel serieus gezicht  “Fromage” geantwoord op een heel verhaal in het Frans waar ik geen snars van begreep. Uiteraard nadat ik al meerdere keren duidelijk gemaakt had geen Frans te verstaan. Af en toe de boel even in de zeik nemen, sorry, hoort erbij! En als er toch iets goed is uit Frankrijk is het de kaas wel. En het stokbrood. 

Er loopt ook nog een flinke hand vol dealers en straatrovers. Of eigenlijk moeten we zeggen: Dealende straatrovers. Want als het dealen niet zo lekker loopt, dan is de drempel om met geweld aan de omzet voor de avond te komen niet heel erg hoog. (En ja dit zijn uit het verleden behaalde resultaten die toch eigenlijk wel vaak garantie bieden voor de toekomst. Helaas.)

En er lopen een heleboel daklozen rond. In alle soorten. Van sommige heb je nooit last en aan een aantal raak je zelfs gehecht. Een soort stabiele factor in de stad. Ze horen erbij en doen hun eigen ding. Een paar zijn zo ernstig vervuild dat je ze al ruikt op meters afstand. Er zijn er ook die je niet ruikt maar wel hoort omdat ze bijvoorbeeld altijd in zichzelf praten. Eentje schreeuwt continu omdat hij zo de stemmen in zijn hoofd tot zwijgen brengt, een paar die zingen en een boel die op een andere manier nogal ehmm.. laten we zeggen “aanwezig” zijn… Je hebt de ernstig verslaafden en je hebt de mannen die wel een slaapplaats hebben maar toch ongeveer 24/7 op straat te vinden zijn. Je hebt er een die altijd de rest verraad maar eigenlijk zelf geen vlieg kwaad doet, je hebt er een met een bloempot op zijn hoofd en een die elk jaar weer zijn laatste jaar lijkt te leven. “Niet kapot te krijgen” is ie. En gelukkig maar.. Want heel eerlijk: Ik zou hem missen als ie dood is.. En zo kunnen we nog wel even doorgaan. Ik zou er stiekem best veel missen als ze dood zijn. Want zo soft ben ik.

We kwamen zelfs al eerder een nepdope verkoper tegen die normaal altijd nogal opvallend en luidruchtig zijn ‘waar’ (gestampte paracetamol enzo) aan de man brengt bij toeristen…
Even een praatje pot. Hij moppert: Er valt niets te verdienen en we lopen even te geinen dat ie toch al niet al te best in zijn werk was. Hij kan er om lachen en is zich zelf ook wel bewust van het feit dat ie allemachtig vaak aangehouden is. Later bleek ie een gebiedsverbod te hebben. Oeps. Wie het laatst lacht… Agh, we kunnen niet altijd als laatste lachen.

Normaal is het in de nacht nog druk op straat, maar nu vallen ze allemaal op. Struinend over straat. Rondhangend. Het is een triest gezicht. Het zijn er niet ineens een heleboel eigenlijk, maar als bijna al het andere volk wegvalt blijven de mensen die niet naar huis kunnen over. Confronterend om te zien: Het zijn er veel. Heel veel.

R en ik hebben de noodhulp rijden mee met een eenheid van bureau Amstel. Een melding waarbij een vrouw niet meer weet hoe ze thuis moet komen nadat ze (in verwarde toestand) van huis was weggegaan.  Ze wil nu weer naar huis (andere kant van het land) maar de trein rijdt niet meer en op het station werd ze achtervolgt door iemand die haar vermoedelijk wilde beroven. Ze voelde zich er in ieder geval niet veilig. En dat snappen we heel goed. Het opdoeken van het Team Openbaar Vervoer (Op Centraal Station) lijkt me alleen daarom al een bizar slecht plan..(Klik hier) Maar goed, niemand vroeg mij om mijn mening. 

Mevrouw heeft zelf politie gebeld en daar zijn wij trots op. We benaderen haar dan ook voorzichtig en positief. Ze durft om hulp te vragen, dat is veel waard als je het mij vraagt. Ze hoort stemmen in haar hoofd die allemaal nare dingen zeggen zoals dat zij zelfmoord moet plegen. Als ik mevrouw rechtstreeks vraagt of ze dood wil dan is het antwoord ook ja. Ook zegt ze meerdere malen een poging gedaan te hebben voor zelfmoord. Het is haar tot haar grote spijt niet gelukt. Ze wilt onze hulp ineens niet meer. Ineens heeft spijt dat ze gebeld heeft en we moeten haar maar laten. Als het aan haar lag dan he. Maar zo werkt het niet. Ze wilt van ons weg lopen.

We praten, praten en praten. Ze is inmiddels van mening dat naar huis lopen langs het spoor ook wel gaat lukken. Dan zou ze er ook wel komen. Uit eindelijk. Wij kunnen haar natuurlijk niet zo laten gaan en leggen haar uit dat we bezorgd zijn en we haar zeker weten niet langs het spoor gaan laten lopen.
Het breekt mijn hart een beetje als ze zegt “Maar jullie kennen mij niet eens dus dan hoeven jullie je geen zorgen te maken” We leggen uit dat zorgen maken bij ons beroep hoort. Ze blijft erbij dat dat niet klopt want we kennen haar niet. Maar uit eindelijk durft ze wel met ons mee naar het politiebureau te wandelen. Gelukkig waren we vlakbij. Daar durft ze niets te drinken van ons aan te nemen. Bang dat we haar vergiftigen. Uit eindelijk is ze ietsje gekalmeerd en hebben we ook een gesprek over luchtigere onderwerpen. Nog altijd niets te drinken. Ook niet als ik haar een gesloten blikje drinken aanbied wat ze dan zelf open kan maken. Zo weinig vertrouwen in ons maar toch durven bellen. Wij vinden het moedig.
Dan komt de psycholance. Ze moet mee naar de spoedeisende psychiatrie maar heb een fout gemaakt. Want ik heb dat dus niet tegen haar gezegd. Ik ben direct een leugenaar. Ik heb iets belangrijks verzwegen. En dat klopt. Ik besef me dat ik had moeten vertellen wat er zou gaan gebeuren. Het is lastig. Ik probeer mijn zwijgen/leugen aan haar uit te leggen. Maar ook dat is weer lastig.

Want soms als je zoiets verteld aan iemand in een soortgelijke situatie dan slaat de sfeer om en is het vechten. Vechten om te vluchten. Omdat de psychiatrie wordt gezien als het stempel “gek”. Mevrouw blijft het zelf ook maar herhalen. “Ze vinden me gek, maar ik ben niet gek!” “Ze gaan me weer opsluiten” Ik denk dat ik snap wat ze bedoeld.. En in haar geval had ik dus eerlijk moeten vertellen wat er zou gaan gebeuren. Nu vertrouwd ze me niet meer. Of in ieder geval is het beetje vertrouwen dat ze heeft weg. Ik heb niet verteld dat de ambulance kwam, dat had ik wel moeten doen. Maar de toppers van de ambulance stellen haar gelukkig gerust. 

Het lukt om haar rustig naar de ambulance te laten lopen. Ik let altijd direct op omliggend verkeer.. Die les heb ik op een iets wat confronterende manier geleerd:

Ooit een verwarde vrouw gehad met zelfmoordgedachte die zichzelf voor de voorbij rijdende stadsbus wilde gooien toen we naar de politiebus liepen nadat we een uur gepraat hadden op straat. Ze zag toen in dat ze echt hulp nodig had en dat we dat op het bureau gingen regelen. Het leek goed te gaan, maar toen dus ineens die duik bijna onder een stadsbus. We konden toen nog net met twee collega’s letterlijk bovenop haar springen. De bus week toen al toeterend uit en we hebben toen die vrouw met geweld in de politiebus moeten zien te krijgen. Niet omdat ze boos op ons was, maar ze was bang en wilde vluchten. Ik vond het vreselijk om die vrouw toen pijn te doen, maar het was ECHT voor haar eigen bestwil. (Als je een ding niet wilt is geweld gebruiken naar iemand die alleen maar hulpbehoevend is. Of bang. Of denkt te vechten omdat de politie de vijand is.)
Sinds dien let ik drie dubbel op mogelijke manieren om zelfmoord te plegen of om jezelf of een omstander te beschadigen of te ‘ontsnappen’. Openstaande balkondeuren, keukenlades met messen, voorbij rijdend verkeer, verstopte scheermesjes en nog veel meer… Continu zicht houden op de handen.. Alsof je een verdachte in het zicht houdt die mogelijk een wapen bij zich heeft. Maar dan heel anders. Minstens net zo intensief.

Maar goed:
Ze staat voor de ambulance, ze is het ermee eens dat ze niet nu zo maar midden in Amsterdam kan blijven dwalen over straat en een veilige slaapplaats voor de avond nodig heeft en hulp. Maar dan ineens draait ze zich om en loopt weg bij de open schuifdeur van de ambulance vandaan. Ik wil haar niet vastgrijpen omdat ze al zo bang en wantrouwend is. Ik roep haar na. Ze negeert me. “Verdomme” ik vloek binnensmonds (Ik leer het nog wel!) trek een klein sprintje en loop een paar meter met haar mee en uit eindelijk loop ik samen met haar terug naar de psycholance.
Als ze er een maal in zit wensen we haar veel succes en sterkte. De schuifdeur van de ambulance klikt dicht. Pfoe. Wij lopen de trap op. R en ik hadden allebei al hoofdpijn, maar nu helemaal. Positief, want het is toch een soort van goed afgelopen. We hopen dat ze de hulp krijgt die ze nodig heeft, en weer veilig naar huis kan. 


Verhaal en berichtje (hierna volgde nog meer) met toestemming online.

Verhaal en berichtje (hierna volgde nog meer) met toestemming online.

Als deze blog al bijna af is krijg ik van haar een berichtje op Instagram. Ze bedankt ons voor onze goede zorgen. Ik ben oprecht blij omdat te horen. Iemand helpen die hulpbehoevend is is af en toe zo moeilijk. Zorgt voor zoveel tweestrijd. En vaak onmacht. Ik ben blij dat deze vrouw zich ECHT geholpen voelde door ons. Haar berichtje deed ons goed.

Ze vertrouwde ons op een gegeven moment een stukje uit haar leven toe. Een moment waarbij er iets traumatisch is gebeurt, en daarna zijn de stemmen in haar hoofd gekomen. Dit berichtje voelde weer als een stukje vertrouwen. En een beetje de kracht van social media. Ze wist me te vinden en haar berichtje op Instagram was weer een kleine reden om te blijven delen en schrijven over het politiewerk. Het is zo mooi. Soms zo pijnlijk, maar ook vaak zo dankbaar. 

Ook pijnlijk: Midden in de nacht is ze bij de crisis opvang weer naar huis gestuurd. Ze wilden een taxi voor haar bellen, maar die vertrouwde ze niet. Is ze dus alsnog naar het station gaan lopen.. en gewacht op de eerste trein naar de andere kant van het land.. Ze heeft inmiddels nieuwe medicatie tegen de stemmen in haar hoofd en het gaat wat beter:
Ik weet natuurlijk alleen het verhaal van de kant van de vrouw zelf.. Maar er zijn zo veel van dit soort verhalen…En ook nog veel en veel heftiger.

Want ik wil er nog wat over kwijt:
Je wilt iemand alleen maar helpen, maar het is elke keer weer lopen op dun en onbekend ijs. Want je doet het eigenlijk nooit goed. En dat is zuur. Niet omdat je een schouderklopje wil voor je geleverde werk. Want hey, het is je ook gewoon je werk. Maar je wilt helpen terwijl we hier niet voldoende voor opgeleid zijn. Wij zijn geen psychologen. Het is eigenlijk ons vakgebied niet.

En we krijgen de afgelopen jaren meer en meer te maken met mensen die eigenlijk alleen maar hulp nodig hebben. Amsterdam stroomt er van over. En ik weet van collega’s uit andere regio’s dat het daar niet anders is.
We zien ook vaak dezelfde mensen terug. Mensen die tussen wal en schip vallen. Waar geen juiste hulp op maat is. Met veel moeite. Dat klotige kastje-naar-de-muur (en weer terug) verhaal. Vele vele eigenlijk hulpbehoevenden die ‘niet gek genoeg’ zijn. Ze voldoen niet aan de criteria om aanspraak te maken op een plek in de (crisis)opvang. En de langere termijn hulp is bij de niet-daklozen al moeilijk.. Laat staan iemand met een zwerversbestaan.

‘Niet gek genoeg’ dus. Maar wel voor gigantisch veel overlast zorgen. Gevaarlijk zijn voor zichzelf en hun omgeving. ‘Niet gek genoeg’ klinkt een beetje alsof we het niet serieus nemen. Maar dat doen we wel degelijk. Juist zelfs. Het is vaak een grote zoektocht naar hulp.
Maar hoe vaak er wel niet iemand in een politiecel zit omdat er op straat geen woord mee te wisselen valt maar er wel meldingen van overlast en dergelijk binnen blijven stromen. En dan moet je met regelmaat een uur wachten op de crisisdienst. Niet dat zij daar iets aan kunnen doen maar in het beste geval sta je bij iemand in een woning. Een relatief rustige situatie. In een slechter geval zit iemand in het dagverblijf van de politie en verwond hij of zij zichzelf non stop en moet je hem of haar onder controle houden om verdere zelfbeschadiging te voorkomen (want daar zijn wij dan verantwoordelijk voor). Of sta je op straat te wachten, gesprekjes aan te knopen, vertrouwen te winnen. Terwijl er mensen om je heen staan (vaak ook nog te filmen..) “Waarom doe je niets” “Slappe hap dit” “Die agenten zijn bang, dat zie je toch” Terugschreeuwen naar die fijne omstanders: “Hou je bek en doe het anders lekker zelf als je het zo goed kan!” Is ongewenst. En ergens snap ik de meningen ook wel want zij kennen de hele casus niet en oordelen (zoals eigenlijk altijd) alleen op wat ze heel kort even zien. En dat ziet er vast heel sneu uit. Maar soms wil ik het wel. Even terugschreeuwen. Men zou eens moeten weten. Klinkt lekker zuur he, maar agh.. Zo voel ik het nou eenmaal soms even.

Iemand in een politiecel opsluiten, of alleen al meenemen naar de publieksruimte van het politiebureau is vaak al een probleem EN wat iemand met psychische problematiek ook nog eens als zeer traumatisch ervaart. En uit pure paniek en soms zelfs doodsangst zo gigantisch gaat vechten dat wij (veel) geweld moeten gebruiken. Er zijn letterlijk geen winnaars in dit soort verhalen.
Het is frustrerend dat er niet genoeg bedden en hulp is, of dat iemand een nachtje (of een paar uur..) in de crisis opvang slaapt. En dan kom je de volgende dienst weer binnen en staat diezelfde naam weer op het arrestantenbord. Weggeschreven onder “verstoren openbare orde” omdat hem of haar op straat laten rondlopen geen optie was maar we ook al weten dat de crisisopvang hem of haar niet wil hebben omdat diegene dus niet aan de criteria voldoet… (‘Niet gek genoeg’)
We laten er wederom (tegen beter weten in) een arts naar kijken. Maar de juiste hulp blijft uit. Het blijft “verstoren van de openbare orde” (wat op heel veel verschillende manieren kan)
De dieperliggende problematiek blijft, en vermoedelijk zien we hem of haar morgen weer.. of overmorgen. En anders volgende week wel. Is het echt wachten tot het gigantisch mis gaat? Met alle mogelijke gevolgen van dien..
Het is een groot probleem, en afgelopen jaren zien we het alleen maar groter worden.

De nacht brengt gelukkig ook nog een hele mooie redding:
Twee katten raken voor de neus van mijn vriendinnetje en jeugdagent Danielle in gevecht met elkaar. De ene mept de andere zo de gracht in. De kades zijn hoog. (waar zijn die ingezakte Amsterdamse kades als je ze nodig hebt!)
De kat kan er met geen mogelijkheid ergens uit. 
De chef van dienst van de nacht van bureau Watergraafsmeer weet met een lus de kat uit het water te hijsen. Ik kon wel janken van blijdschap en ving de zeiknatte, doodsbange onderkoelde kat op. Ik moest dus letterlijk even mijn tranen wegslikken. Nog softer als een marshmallow boven een kampvuurtje ben ik. Maar no fucks given. Iedereen heeft zijn “weakspot” als het gaat over verschillende dingen op het werk. Die van mij is sowieso alles met dieren. De kat wordt opgehaald door de dierenambulance. De volgende dag vraag ik via Instagram hoe het is afgelopen. Hij was gechipt, en de eigenaar kwam hem ophalen. In goeie gezondheid. Yes. 

De volgende nachtdienst rijden mijn maatje voor de avond, Damian en ik meer dan 10 geluidsoverlast meldingen. We spelen geluidsoverlast bingo met de meldkamer over de portofoon en in het kader van “Beter iets dan niets” gaan we alle geluidsoverlast meldingen maar lachend af. De meeste lijken enorm mee te vallen. Het lijkt alsof de melders ontzettend overdrijven.. “20 man in een woning” bleken er 4 te zijn. En “Groot techno feest met 30 man” bleken 6 studenten in een studentenhuis te zijn. Wel met de muziek iets te hard..

Dan komt er een iets wat warrige melding van iemand die zijn polsen heeft doorgesneden of een poging daartoe heeft gedaan. Hij zou nog een mes vast hebben en dood willen.
Aanrijdend naar de melding toe bespreken Damian en ik in een paar woorden een plan van aanpak. Sowieso HEEL goed dat mes in de gaten houden en goed communiceren met elkaar wat we zien.
Als we bij de bewuste woning aankomen is contact met de man maken moeilijk. Hij is bang, verdrietig en boos tegelijk. En verward. 
De man zit onder het bloed, bloed spetters door de woning, bloed in de wasbak van de keuken. Bloed op het aanrecht. Op het aanrecht ligt ook een mesje… Hij heeft zichzelf gesneden in zijn pols. 
Ik mag niet kijken naar de wond, hij draait snel zijn arm weg en doet alsof het allemaal normaal is. Hij houdt er een theedoek tegenaan gedrukt. Wij vinden dat voor nu even prima:
Het is geen slagaderlijke bloeding, dus we laten het maar gewoon voor wat het is en focussen op de man en zijn problemen. De ambulance moet later maar naar zijn pols kijken want als wij er over praten doet het meer slechts dan goeds.. Wij proberen te praten over wat er gaande is. Ik vraag of hij een diagnose heeft van een arts. Tegenwoordig vraag ik naar diagnoses. Maar ook dat kan weer verkeerd uitpakken. Soms heeft iemand wel diagnoses gesteld gekregen maar is diegene het daar niet mee eens of triggert het alleen maar iets. Of is de diagnose een ‘stempel’ waar iemand juist niet mee geconfronteerd wil worden..
Bibberend en huilend komt er uit wat hij heeft. Soms geeft dat ons wat handvaten om beter met de situatie om te kunnen gaan. Hij laat ook een GGZ behandelkaartje zien. Hij verteld over zijn psychiater. Hij vind haar erg lief en is blij met haar. 
Ik complimenteer hem met dat ik het sterk vind dat hij hulp heeft geaccepteerd. Dan vind Damian HET onderwerp om over te praten tot de psycholance ter plaatse komt:

Zijn huis. Hij heeft alles zelf opgeknapt en is apentrots. We doen een rondje door het huis en in elke ruimte volgen we hem op de voet. Oplettend dat hij niet nog ergens nog een mes verstopt heeft wat misschien wel voor het grijpen ligt. Ondertussen luisteren we naar alles wat hij heeft opgeknapt. De psychiater had hem het aangeraden en hij is heel blij met die tip. Zolang hij aan het klussen is is hij rustig en voelt hij zich heel nuttig. We zijn bij zijn badkamer aangekomen. Ik hoor Damian subtiel  maar duidelijk zeggen “Liek. Een mes!” En daar ligt inderdaad een groot bebloed slagersmes. In een wasbak met veel bloed.  Shit.

We doen een afleidingsmanoeuvre zonder dat we het afgesproken hadden…
De man wil het mes pakken, hij lijkt zich te schamen en ik denk dat hij het wil pakken met de bedoeling het op te ruimen, maar dat risico kunnen we niet nemen natuurlijk. Ik heb handschoentjes aan en pak het mes snel voor zijn neus weg. “Zo, die is een beetje vies. Ik zal hem even afwassen” zeg ik nep-nonchalant terwijl ik het mes stevig vasthoud en snel mee de keuken in stap.

Ik pak er wat afwasmiddel bij en het inmiddels al wat opgedroogde bloed gaat met wat schrobben van het mes af. “Zooo, die is weer schoon” zeg ik (wederom) nep-nonchalant en stop het mes in de la waar Damian het andere mes ook al weggestopt had. Ik hoop dat mijn fake-nonchalante houding het ietsje luchter maakte voor de man. Geloof me dat dit soort momentjes best even spannend zijn. Je kan je misschien indenken dat het ook heel anders kan lopen. Gezien wij geen enkel idee hebben wat er in het hoofd van deze man om gaat. Dat is natuurlijk ook meteen het gevaar. En als er iets een gevaar is op zo’n kleine afstand is het wel een mes.

Ik kijk vol verwondering naar Damian. Hij vraagt honderd uit over het klussen. Even lijkt de man zijn verdriet vergeten en verteld hij hem vol enthousiasme wat hij nog meer allemaal gaat doen, welke materialen hij gebruikt en hoe lelijk het allemaal wel niet was eerst. Ze kletsen over welke soorten verf je waar voor moet gebruiken. Klustips van deze man zou je serieus kunnen nemen want het huis ziet er echt uit alsof het door professionals is gedaan.

We maken een rondje of vijf op deze manier door de woning. Het lijkt de man niets uit te maken dat hij keer op keer hetzelfde verteld. Hij verteld over zijn werk, en zijn werkgever. Met veel trots. 

Dan komt de ambulance. Ook die moeten weer zijn vertrouwen winnen zometeen dus ik geef snel bij de deur de tip te praten over zijn klus-skills. Maar dat was niet nodig want ook hier wordt er weer heel kundig en kordaat opgetreden. De man heeft geen keuze, hij gaat mee naar de crisis opvang. Hij smeekt en smeekt en smeekt. Hij wilt niet. Maar de verpleegkundige is overtuigend en duidelijk. Hij gaat mee. Samen met Damian ruimt hij nog even een open potje verf op, hij wil de boel netjes achterlaten. Op sommige momenten is het even een onrealistisch plaatje. Alsof deze man niet dezelfde is die zojuist het leven niet zag zitten en niets liever dan dood wilde.

Hij wilt nog wel schone kleding aantrekken. Dat snappen we. Damian staat bij het omkleden (want ook daar kunnen onverwachte en ongewilde dingen gebeuren en dus telt privacy even niet) en de verpleegkundige zet het eten van de man in de koelkast en pakt alvast zijn sigaretten. Zo veel neuzen die dezelfde kant op wijzen, en toch is het zo vaak zo ontzettend moeilijk.. 
Damian heeft ondertussen twee parfumdouches gehad van de man. Ik piste zowat in mijn broek van het lachen. De rest van de nacht ruiken we niets dan parfum. Paco Rabanne. Dat kwam op zich goed uit bij een melding van een niet-zo-welriekende dakloze die gevallen was, buiten bewustzijn en een grote bloederige hoofdwond had een uur later. 

Ik dook aan het einde van deze nachtdienst – tevens mijn laatste van de vier- doodmoe mijn bed in. 
Ik denk dat Damian nog even onder de douche heeft staan schrobben om de parfumdouche eraf te wassen. 


Danielle en ik (met nat uniform en doorweekte sneu kijkende kat)

Danielle en ik (met nat uniform en doorweekte sneu kijkende kat)